Neem contact met ons op
Capelle aan den IJssel
COVID-19 – overmacht, onvoorziene omstandigheden en huidige praktijk
Sinds de (wereldwijde) uitbraak van het COVID-19 virus zijn inmiddels enkele maanden verstreken. Op 12 maart 2020 kondigde de rijksoverheid de eerste (heftige) maatregelen af hetgeen er op neerkwam dat iedereen, behalve mensen in ‘vitale functies’, thuis moeten werken. Op 15 maart 2020 werden nog verdere gaande maatregelen afgekondigd en moesten scholen, restaurants en cafés hun deuren sluiten. COVID-19 had vanaf dat moment iedereens aandacht er waren veel ondernemers die zich afvroegen of er sprake was van een overmachtssituatie op grond waarvan bijvoorbeeld een huurder de huur niet meer hoefde te betalen.
In deze blog zal ingegaan worden op de wettelijke regeling van overmacht. Nu het stof een beetje is neergedaald en iedereen zich realiseert dat we voorlopig nog wel rekening moeten houden met COVID-19 virus zal ik in deze blog ook ingaan op enkele actualiteiten die zich in de praktijk voordoen.
Overmacht
Artikel 6:75 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dit betekent dat er sprake moet zijn van verplichtingen die door de schuldenaar niet kunnen worden nagekomen omdat zij daartoe verhinderd is zonder dat de schuldenaar daarvan een verwijt kan worden gemaakt. De onmogelijkheid om na te kunnen komen moet dus buiten de invloedssfeer van de schuldenaar liggen. De gevolgen van de onmogelijkheid moeten redelijkerwijs ook niet konden worden voorkomen en bovendien moest de onmogelijkheid ook niet voorzienbaar zijn op het moment dat partijen over-en-weer de verplichtingen op zich nam.
Een beroep op overmacht zal niet slagen indien een verplichting wel op andere wijze dan aanvankelijk beoogd kon worden nagekomen. Kunnen goederen bijvoorbeeld niet worden besteld bij een reguliere leverancier maar wel bij een andere (duurdere) leverancier, dan betekent dit in beginsel dat er geen sprake is van verhindering op verplichtingen na te komen. Wel kan er mogelijk een beroep worden gedaan op artikel 6:258 BW waarin een regeling voor onvoorziene omstandigheden is opgenomen. Artikel 6:258 BW biedt de mogelijkheid aan rechters om op verzoek van partijen een overeenkomst te wijzigen geheel of gedeeltelijk te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat van de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verwacht.
Kan er wel met succes een beroep worden gedaan op overmacht in de zin van artikel 6:75 BW, dan heeft de schuldeiser geen recht op schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming. Nakoming kan dan door de schuldeiser ook niet worden gevorderd. Wel zou de schuldeiser de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden.
Overmachtsclausule in overeenkomst
Naast de wettelijke regeling van artikel 6:75 BW kunnen partijen ook in hun overeenkomst een overmachtsclausule opnemen. Dergelijke bepalingen worden ook welk eens Force Majeure bepalingen genoemd. In een dergelijke contractuele bepaling kunnen partijen wanneer er sprake is van overmacht. Zo kunnen partijen bijvoorbeeld overeenkomen dat een pandemie door partijen als overmacht wordt gekwalificeerd. Het is daarom van belang dat, indien u een beroep op overmacht wilt doen of u indien u wordt geconfronteerd met een wederpartij die een beroep op overmacht doet, de overeenkomst met eventuele algemene voorwaarden erbij wordt gepakt om te kunnen beoordelen of partijen hierover concrete afspraken hebben gemaakt.
Praktijk anno mei 2020
Inmiddels zijn we er al enigszins aan gewend geraakt dat we moeten dealen met COVID-19. In de praktijk zien wij dan ook dat partijen zoveel mogelijk trachten te participeren op het virus en de gevolgen daarvan. Zo heeft Bouwend Nederland op haar website ‘Corona-clausules’ gepubliceerd die gebruikt kunnen worden in aanneemovereenkomsten. Daarin wordt bijvoorbeeld in afwijking op de veelal in de bouw toegepaste Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV-2012) bepaling opgenomen waarin wordt geregeld dat bijvoorbeeld partijen vastleggen dat de gevolgen van COVID-19 geen omstandigheden zijn die kunnen worden toegerekend aan de aannemer en dat mogelijke gevolgen (bijvoorbeeld te nemen voorzorgsmaatregelen die door Rijksoverheid en/of RIVM worden voorgeschreven) niet zijn verdisconteerd in de aanneemprijs. Je ziet dus dat partijen anticiperen op de “nieuwe werkelijkheid” en in overeenkomsten een goede oplossing en risico bespreekbaar maken.
In het voorgaande besprak ik de mogelijkheid voor partijen om een contractuele overmachtsclausule op te nemen. COVID-19 heeft inmiddels geleerd dat een pandemie daadwerkelijk kan uitbreken en men wereldwijd daarvan de gevolgen voelt. Derhalve adviseer ik partijen ook om bij het aangaan van nieuwe contracten standaard een overmachtsclausule op te nemen waarin vast wordt gelegd dat een pandemie onder overmacht kan worden schaard. Dit geldt dus niet alleen voor de tijd dat we nog met COVID-19 worden geconfronteerd maar voor bijvoorbeeld een nieuwe COVID-21 pandemie. Denk hierbij overigens ook aan uw algemene voorwaarden waarin een overmachtsclausule kan worden opgenomen. Bent u voornemens uw algemene voorwaarden tegen het licht te houden, laat dit dan direct meenemen.
COVID-19 jurisprudentie
Ook in jurisprudentie zijn inmiddels enkele uitspraken te vinden, weliswaar nog schaars, waarin COVID-19 een rol speelt. Zo besteedde de rechtbank Overijssel in haar uitspraak van 7 april 2020 een overweging aan het feit dat kantonrechters in Nederland als richtlijn hebben afgesproken dat er vanaf 6 april 2020 tot in ieder geval 1 juni 2020 in woonruimtezaken geen ontruimingen worden bevolen. Tevens besteedde de rechtbank aandacht aan het feit dat de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders heeft geadviseerd om ontruimingen op te schorten dit kan betekenen dat het een (on)zekere tijd kan duren, voordat het bevel tot ontruiming met tussenkomst van een deurwaarder ten uitvoer gelegd kan worden. Desalniettemin wijst de rechtbank de ontruiming toe en bepaalt dat de ontruiming niet eerder zal plaatsvinden dan wanneer dat volgens de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders weer mogelijk en verantwoord is. Deze uitspraak laat zien dat er omstandigheden kunnen zijn om af te wijken van de richtlijn om tot 1 juni 2020 ontruimingen te bevelen. De rechtbank kwam tot dat oordeel omdat de huurachterstand was opgelopen van 3 tot maar liefst 7 maanden en er door de 4 personen die aansprakelijk zijn voor de huur ‘geen enkele rooie eurocent aan huur’ is betaald.
In een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 mei 2020 draaide het om de vraag of gedaagde gehouden kon worden aan de afspraak met de gemeente om gronden tegelijk in één keer af te nemen. Gedaagde had aangegeven de gronden wel te willen afnemen, maar gefaseerd, omdat er sprake was van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. De rechtbank oordeelde echter dat in het midden kon blijven of de corona-pandemie onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW opleveren. Uit de stukken was uitdrukkelijk gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat de gronden tegelijk zouden worden afgenomen, dat alternatieven daarvoor door de gemeente niet zouden worden geaccepteerd en dat gedaagde de ontwikkeling voor eigen rekening en risico voor rekening ter hand zou nemen. De Corona-pandemie dient daarom krachtens (de aard van) de overeenkomst voor rekening geachte te zijn gebracht en te blijven.
Ten overvloede overwoog de rechtbank bovendien dat gedaagde al in verzuim was met het afnemen van de gronden voordat er sprake was van een corona-pandemie. Deze uitspraak laat duidelijk zien dat de inhoud van de overeenkomst bepalend kan zijn voor de vraag voor wiens risico de gevolgen van COVID-19 komen.
In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam ging het om de vraag of Rolling Rock Kitchen B.V. die (zonder recht of titel) in een pand van de gemeente Amsterdam verbleef en waarvan zij al langere tijd wist dat zij het pand moest verlaten, oordeelde de rechtbank dat de Corona-crisis uiteraard niet was te voorzien maar dat Rolling Rock Kitchen B.V. door vanaf mei 2019 geen actie te ondernemen, zelf min of meer de situatie heeft gecreëerd dat het mogelijk lastig voor haar zal zijn het gehuurde te (laten) ontruimen en een opslag te vinden voor haar spullen. De door de gemeente Amsterdam gevorderde ontruiming werd derhalve toegewezen.
In (wederom) een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 april 2020 ging het om de vraag of huurder van een kantoorruimte op grond van een op 24 maart 2020 toegewezen ontruimingsvordering met het oog op de Corona-crisis ontruimt mocht worden. De vennootschap betoogde dat er een noodtoestand bij haar zou ontstaan indien de ontruiming zou worden doorgezet. De vennootschap betoogde in dat kader dat zij vanwege de Corona-crisis niet in staat zou zijn om op korte termijn een andere ruimte te vinden, een huurovereenkomst te sluiten en de inventaris van het gehuurde naar een nieuw pand kon overbrengen. Aan de achterzijde van het gehuurde bevond zich een grote silo met 25.000 liter aan plastic EPS korreltjes. Zonder speciaal materieel kon deze niet verplaatst, gedemonteerd of verwijderd worden. De rechtbank oordeelde dat de ontruiming zou worden geschorst voor de duur van 14 dagen. Aan die beslissing legde de rechtbank (hoofdzakelijk) ten grondslag dat een ontruiming onder de huidige omstandigheden lastiger zal zijn en meer tijd in beslag zal kunnen nemen, temeer omdat voor het verplaatsen van de silo speciaal materieel vereist was.
In een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 maart 2020 betoogde een huurder dat zijn inkomsten als gevolg van de Corona-crisis zijn gestagneerd en hij daardoor niet in staat was om de huur te betalen. De rechtbank oordeelde dat dit verweer faalde. Indien huurder met hun verweer een beroep willen doen op financieel onvermogen c.q. betalingsonmacht, geldt dat betalingsonmacht, hoe vervelend ook voor gedaagden, in de risicosfeer van gedaagden ligt en hen niet van hun betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst jegens verhuurder ontslaat. Daarbij tekende de kantonrechter wel aan dat al van aanvang van de huurovereenkomst sprake was van te late betalingen door huurders, terwijl toen nog geen sprake was van de Corona-crisis.
Voornoemde uitspraken laten zien dat niet zonder meer door de rechter wordt aangenomen dat er sprake van overmacht of onvoorziene omstandigheden op grond waarvan een huurder bijvoorbeeld geen huur meer hoeft te betalen of een koper van gronden deze niet meer gehouden is om deze gelijktijdig af te nemen. Alle omstandigheden van het geval spelen een rol en dienen in ogenschouw te worden genomen.
Conclusie
Wordt u geconfronteerd met de situatie dat u zelf of uw wederpartij verplichtingen niet na kan komen als gevolg van COVID-19, ga dan in allereerst in overleg met uw wederpartij om te kijken of u er in onderling overleg uit kunt komen. Lukt dat niet, controleer dan of er tussen partijen een contractuele overmachtsclausule overeen is gekomen waarop mogelijk een beroep kan worden gedaan en laat u zich hierover adviseren. Iedere situatie is anders en de behandelde jurisprudentie laat zien dat COVID-19 niet zonder meer een beroep op overmacht rechtvaardigt.
Gaat u nieuwe verplichtingen aan realiseer u dan goed dat u in nieuwe overeenkomsten kunt anticiperen op nog mogelijke (toekomstige) gevolgen van COVID-19. De bepalingen van Bouwend Nederland zijn hiervan een voorbeeld. Dit betekent overigens niet dat er sprake zal zijn van onvoorziene omstandigheden als gevolg van COVID-19 bij verplichtingen die thans worden aangegaan. Sterker nog, COVID-19 is nu enkele tijd onder ons en iedereen is daarmee bekend. Wel kunt u afspraken maken hoe om te gaan met de thans bekende en (mogelijk) toekomstige maatregelen en gevolgen van COVID-19. Op deze wijze kunnen partijen contractueel vastleggen voor wiens risico eventuele toekomstige gevolgen van COVID-19 komen.
Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze blog dan kunt u contact opnemen met Lennart Hordijk.